/
Bekijk de onderliggende berekeningen en formules

Bekijk de onderliggende berekeningen en formules

In historie en prognose kun je bekijken hoe een waarde tot stand is gekomen. In formules worden functies, variabelen, periodes, en waarden getoond. Wanneer bij een variabele geen periode vermeld staat, dan betreft het de huidige periode.

Je kunt onder andere de volgende functies tegenkomen:

  • NA of ..: Geen waarde.

  • TsY: Het aantal periodes per jaar.

  • ScaleFactor: Schaal waarin waarden worden getoond, is altijd 1.

  • MutCalc: Geeft aan of in een kolom een waarde getoond kan worden voor mutatieberekeningen (deze komen vooral voor in het liquiditeitsoverzicht). In het eerste boekjaar zullen geen waarden getoond moeten worden, omdat anders de beginbalans in het liquiditeitsoverzicht zal worden opgenomen.

  • mut(A): De absolute verandering van de waarde ten opzichte van de vorige periode.

  • relMut(A): De relatieve verandering van de waarde ten opzichte van de vorige periode.

  • OnER(A, B): Als A een fout oplevert (bijvoorbeeld een deling door 0), dan is de uitkomst B, anders A.

  • OnNA(A, B): Als A geen waarde oplevert, dan is de uitkomst B, anders A.

  • OnERorNA(A, B): Als A een fout of geen waarde oplevert, dan is de uitkomst B, anders A.

  • OnZero(A, B): Als A 0 oplevert, dan is de uitkomst B, anders A.

  • OnZeroOrNA(A, B): Als A 0 of geen waarde oplevert, dan is de uitkomst B, anders A.

  • OnNeg(A, B): Als A een negatieve waarde oplevert, dan is de uitkomst B, anders A.

  • GetT(A, B): Haalt de periode op die B periodes van A af ligt. B=1 geeft dus de volgende periode, B=-1 de vorige periode.

  • GetPoint(A, B): Deze functie wordt gebruikt voor de termijnkengetallen. De eerste parameter (A) is een stroomvariabele, bijvoorbeeld omzet. De tweede parameter (B) is bijvoorbeeld de debiteurentermijn als fractie van een jaar. In dit geval berekent GetPoint het debiteurenbedrag.

  • GetFrac(A, B): Deze functie wordt gebruikt voor de termijnkengetallen. De eerste parameter (A) is een stroomvariabele, bijvoorbeeld omzet. De tweede parameter (B) is een balanswaarde, bijvoorbeeld debiteuren. In dit geval wordt de debiteurentermijn berekend als een fractie van een jaar.

  • MatrixLookup(A, B, C, D): Zoekt in interne matrix B in bestand A de waarde op de rij aangeduid met C en de kolom aangeduid met D.

  • GuessTerm(A, B, C, D, E): Deze functie doet een schatting van de afschrijvingsperiode in jaren wanneer alleen de huidige boekwaarde (A) en de afschrijving (B) bekend is. C en D geven de minimum en maximum waarde aan, en E de standaard waarde wanneer geen schatting gemaakt kan worden.



Related content