In Bedrijfswaardering is een soortgelijke opbouw te zien als in Prognose. Het verschil is dat de jaarrekening nu vaststaat en niet meer is te wijzigen. In waardering kunnen alleen variabelen worden aangepast die specifiek zijn voor een ondernemingswaardering. Er is dus een strikte scheiding tussen het maken van het scenario en het instellen van de waarderingsparameters.
Een aantal overzichten die in de tabs beschikbaar zijn komen overeen met Prognose. Daarnaast zijn er overzichten die specifiek zijn voor de waardering zoals Vrije kasstroom, Geïnvesteerd vermogen en Vermogenskostenvoet.
Table of Contents |
---|
Het vrije kasstroomoverzicht
De vrije kasstroom is de geldstroom die jaarlijks uit de onderneming weggenomen kan worden zonder dat de continuïteit van de ondernemingsactiviteiten in gevaar komt. De kasstroom kan ook negatief zijn. De kasstroom zou kunnen worden beschouwd als het vrij te besteden kasoverschot of, indien negatief, het te financieren kastekort dat voortvloeit uit de ondernemingsactiviteiten.
In de boekhoudkundige praktijk tracht men op basis van evenredige kosten- en opbrengstentoerekening te komen tot een winstbepaling. Deze bedragen zijn zelden gelijk aan de op dat moment werkelijk beschikbaar gekomen kasmiddelen. In werkelijkheid zullen de beschikbare kasmiddelen sterk fluctueren met de vaak onevenredig verdeelde investeringen over de tijd. De vrije kasstroom is geheel afhankelijk van ondernemingsactiviteiten en minder afhankelijk van boekhoudkundige interpretaties van de winst. Door deze 'zuivere' wijze van inkomstenbepaling, en omdat men door het zichtbaar maken van de vrije kasstromen de beschikbare kasmiddelen in de loop van de tijd zichtbaar maakt, is de vrije kasstroom het uitgangspunt bij waardebepaling op basis van waarderingsmethoden die gebruik maken van verdiscontering van kasstromen.
In het vrije kasstroom overzicht wordt de kasstroom opgebouwd met het bedrijfsresultaat als uitgangspunt, dat vervolgens wordt gecorrigeerd om tot een uniforme wijze van winstbepaling te komen voor de betreffende jaarrekening. Er wordt een strikte scheiding aangelegd tussen ontvangsten en uitgaven in het kader van de activiteiten van de onderneming (saldo = vrije kastroom), en uitgaven en ontvangsten ten behoeve van vermogensverschaffers (de financieringskasstroom van de activiteiten).
Het geïnvesteerd vermogen
Het overzicht met het geïnvesteerd vermogen is eigenlijk een herschreven verkorte balans, waarbinnen een onderscheid is gemaakt tussen operationele en niet-operationele activa.
Er is sprake van een verkorte balans indien de kortlopende activa en passiva zijn gesaldeerd tot een netto werkkapitaal. In het netto werkkapitaal zijn in dit geval alle niet interestdragende kortlopende schulden en vorderingen gesaldeerd. Dit kan dus een negatief bedrag zijn!
In de gehanteerde definitie van netto werkkapitaal in dit overzicht zijn alle te vorderen en te innen posten opgenomen die niet interestdragend zijn.
Waarom een verkorte balans?
Het doel is om de waarde van de onderneming te bepalen op basis van een rendement dat wordt behaald op de investeringen. Daarom is het van belang om te bepalen wat nu exact die investeringen zijn. Overwaardering of onderwaardering van het geïnvesteerd vermogen dient voorkomen te worden. Deze over- of onderwaarderingen kunnen ontstaan indien men het geïnvesteerd vermogen alleen bepaalt op basis van de balanswaarden, waarin bepaalde investeringen soms niet worden opgenomen of systematisch anders zijn gewaardeerd dan de reële geïnvesteerde waarde.
Bij het overzicht van het geïnvesteerd vermogen is het van belang vast te stellen hoeveel vermogen er nodig is om de onderneming draaiende te houden, en hoeveel vermogen er in totaal is belegd in de onderneming. Dit betreft dus twee verschillende zaken. Het totaal van de verkorte balans betreft operationeel en niet-operationeel vermogen. Het operationeel geïnvesteerd vermogen vertegenwoordigt het bedrag dat geïnvesteerd is voor de kernactiviteiten – de valuedrivers - van de onderneming.
De niet-operationele activa betreft een vermogensoverschot en eventueel de financiering van activiteiten die niets of weinig te maken hebben met de kernactiviteiten van de onderneming en apart moeten worden gewaardeerd.
Over het totale vermogen dat is belegd in de onderneming moet een vergoeding worden betaald. Dit zijn de vermogenskosten, waarvan de hoogte afhankelijk is van de vermogenskostenvoet. Voor het deel dat bestaat uit vreemd vermogen betreft dit de interestlasten, in het geval van eigen vermogen betreft dit een vereiste rentabiliteit. De vergoeding is afhankelijk van het risico dat wordt gelopen met de ondernemingsactiviteiten. Daarin kan er een verschil zijn tussen het risico dat over operationeel en niet-operationeel vermogen wordt gelopen.
Het instellen van de waarderingsmethoden
Alle waarderingsparameters zijn te vinden in de Waarderingswizard. Klik op de knop ‘Open waarderingswizard’ onderaan in het scherm.
...
De linkerzijde van de wizard toont een lijst met stappen die dienen te worden doorlopen om te komen tot een waardering. Afhankelijk van de keuzes kunnen er stappen bijkomen of afvallen.
...
Stap 1 van de wizard toont de waarderingsmethoden die worden ondersteund. Hier wordt de keuze gemaakt welke methoden er worden gebruikt voor dit prognoseproject en wat het waarderingsmoment is dat leidt tot de uitkomsten.
Er wordt verondersteld dat er altijd wordt gewaardeerd op basis van de Adjusted Present Value methode. Deze methode wordt daarom niet als keuzemogelijkheid aangeboden in dit scherm.
Het vaststellen van de vermogenskostenvoet
De vermogenskostenvoet is het rendement dat wordt verwacht op het totaal van de investeringen door degenen die het financiële risico dragen. Dit zijn de verschaffers van het vermogen, bestaande uit onder andere:
Banken
Aandeelhouders (bij rechtspersonen)
Ondernemers/eigenaars (bij niet-rechtspersonen)
Stille vennoten
Onderhandse geldverstrekkers
Alle partijen in het bovenstaande niet uitputtende lijstje krijgen een bepaalde vergoeding voor het (soms tijdelijk) verstrekken van geld. Deze partijen lopen immers in meer of mindere mate het risico dat ze (een deel van) het verstrekte geld nooit meer terugzien, of minder dan verwacht aan rente inkomsten zullen ontvangen. De vermogensverschaffers dienen allen een minimumvergoeding te krijgen, welke is opgebouwd uit de vergoeding voor risicovrije beleggingen en een risicopremie.
De risicopremie is afhankelijk van de aard van de ondernemingsactiviteiten en de aard van de geldverstrekking. Bij de aard van de geldverstrekking onderscheidt men vreemd (=tijdelijk) vermogen en eigen (=permanent) vermogen. Het verschil tussen beide is in de loop van de tijd vervaagd, omdat er vele vormen van hybride financiering zijn die beide typen kenmerken in zich meedragen.
Vreemd vermogen is tijdelijk en wordt op den duur weer afgelost. Daarnaast wordt er voor vreemd vermogen vaak een vaste vergoeding gevraagd (interest) welke vaak op vastgestelde tijdstippen moet worden betaald. Verstrekking van vreemd vermogen is dus aanzienlijk minder risicovol dan eigen vermogen, welke geen vastgestelde vergoeding of aflossing kent, en vreemd vermogen zal derhalve een lagere risicopremie hebben.
Eigen vermogen is het vermogen dat het in eerste aanleg het ondernemingsrisico dient te dragen. Verliezen gaan in eerste instantie altijd ten koste van het eigen vermogen. De risicopremie voor eigen vermogen is sterk afhankelijk van de vermogensverhouding in de onderneming. Indien de verhouding EV/TV(eigen vermogen / totaal vermogen) erg klein is worden de risico's groter, omdat dan op een relatief klein deel van het vermogen het ondernemingsrisico wordt afgewenteld. Dit staat bekend onder de hefboomwerking.
De inschatting wat het risico zal iedere vermogensverstrekker zelf bepalen en zal afhankelijk zijn van de voorwaarden. In de bancaire wereld zijn er complete afdelingen die dat per lening bepalen. Bij de Adjusted Present Value methode worden al te ingewikkelde berekeningen om deze hefboomwerking te bepalen vermeden door een vast uitgangspunt te nemen bij de bepaling van de vergoeding van vermogenskosten. Volgens de theorie is de totale vergoeding voor vermogenskosten onafhankelijk van de verdeling van de risico’s over de verschillende vermogensverschaffers.
Daarom wordt het totale ondernemingsrisico in één keer ingeschat onder de aanname dat alles wordt gefinancierd met eigen vermogen. Deze vermogenskostenvoet wordt gebruikt om de waardering mee uit te voeren. Zoals eerder genoemd is deze opgebouwd uit de vergoeding voor risicovrije beleggingen en een risicopremie.
De ‘risicovrije’ vermogenskostenvoet
Vooropgesteld moet worden dat het verstrekken van vermogen nooit risicovrij is. Daarom wordt voor de risicovrije vermogenskosten als uitgangspunt de vergoeding genomen voor de meest risicoloze belegging die we kennen. Dit zijn lange termijn staatsobligaties van landen met de hoogste rating. Hiervoor wordt vaak het actuele tarief gehanteerd van 10- tot 15-jaars lopende staatsobligaties van de Nederlandse overheid.
1.1.1.1 Opbouw van de risicopremies
Build up methode
In het model worden er twee methodes aangereikt om de opbouw van de risicopremie te specificeren. Ten eerste is er de build up methode waarin het risico zo veel mogelijk wordt gespecificeerd aan de hand van gangbare parameters die het ondernemingsrisico bepalen. Een niet uitputtende lijst van parameters is:
Ontwikkeling van de groei van de inkomsten
Operationele risico’s
Ontwikkeling winstgevendheid
Klant concentratie
Product concentratie
Markt concentratie (geografisch of doelgroep)
Concurrentiepositie
Kwaliteit management
Kwaliteit personeel
Open de stap ‘Vermogenskostenvoet’ in de wizard. Onderstaand voorbeeld laat een ingevulde situatie zien van een opbouw.In dit voorbeeld zijn er onder de risicopremie diverse premies toegevoegd. Bij het opvoeren van een premie kan er een naam worden gegeven (klik op potloodje) en een waarde worden ingevuld. Na het invullen van een premie wordt er een nieuwe lege regel getoond waarin een omschrijving en percentage kan worden ingevoerd voor een volgend premieonderdeel. Stel de grondslag van de bepaling in op Kostenvoet eigen vermogen (build up) en voer de namen en percentages op van de diverse premies.
...
Bèta methode
Bij deze methode wordt het risico gerelateerd aan het marktrisico. Het marktrisico is het gemiddelde risico dat men draagt in de beleggingsmarkt.
De premie bestaat uit marktrisicopremie * bèta onderneming + small firm premium.
Indien men belegt in een portefeuille van aandelen waarin alle bestaande ondernemingen naar rato van omvang zijn vertegenwoordigd, dan zou deze portefeuille het gemiddeld marktrisico dragen. De rendementseis op deze portefeuille bestaat uit de vergoeding voor risicovrije beleggingen en een risicopremie, en deze premie is op basis van de beursinformatie af te leiden. Er zijn volop studies die deze premie voortschrijdend volgen en deze premie is algemeen bekend.
De bèta geeft aan in welke mate de financiering is blootgesteld aan het marktrisico (marktrisico factor). Een gemiddeld marktrisico heeft een bèta van 1, een bovengemiddeld marktrisico levert een bèta welke hoger is dan 1, een minder dan gemiddeld marktrisico levert een bèta minder dan 1. De risicopremie in de vermogenskostenvoet wordt opgebouwd uit de marktrisicopremie vermenigvuldigd met de bèta van de onderneming.
De bèta is afhankelijk van de aard van de activiteiten, oftewel de bedrijfstak waarin de onderneming zich begeeft. Iedere bedrijfstak is in een bepaalde mate afhankelijk van algemene economische (markt)ontwikkelingen. Een bovengemiddeld risico leidt tot een hogere bèta en vice versa. Beurskoersen van aandelen in de sector van de onderneming geven een indicatie. Is de winst per aandeel relatief hoger of lager? Is de risicopremie twee maal zo hoog, dan geldt in dit geval een bèta van 2.
In tegenstelling tot het marktrisico wordt het specifieke ondernemingsrisico niet meegenomen in de risicopremie. Deze risico's dienen van tevoren apart ingeschat te worden en of in het kasstromenoverzicht, of als extra risicopremie in de kostenvoet van het eigen vermogen te worden opgenomen. Niet ongebruikelijk is het toevoegen van een small firm premium waarin het extra risico wordt verdisconteerd vanwege de geringe spreiding van het risico. Veel denkbare risico’s zijn groter bij het beleggen in een kleinere onderneming. Daarbij gaan veel eieren in een mandje in plaats van verspreid over meerdere manden.
De vergoeding voor elke vermogenscomponent kan op deze wijze worden opgebouwd. Voor vreemd vermogen geldt een lage bèta, omdat het risico in eerste aanleg wordt gedragen door het eigen vermogen.
Voor eigen vermogen geldt een hoge bèta omdat dit vermogen in eerste aanleg het risico draagt. Indien het eigen vermogen relatief kleiner is, dan zal de bèta navenant hoger zijn, omdat een klein eigen vermogen het totale ondernemingsrisico draagt.
Omdat we bij de Adjusted Present Value alleen geïnteresseerd zijn in de premie bij de financiering van de onderneming als geheel, en bèta’s uit de markt vaak komen van aandelen die slechts een deel van de onderneming financieren, kunnen de marktbèta’s niet één op één worden overgenomen. De marktaandelen hebben een hogere risicopremie omdat een groter dan evenredig deel van het ondernemingsrisico is afgewenteld op dit vermogen. De factor waarmee de bèta is verhoogd is de leveragefactor. Willen we een marktbèta gebruiken dan moeten we die delen door de leveragefactor. Het bepalen van deze factor heeft vele studies opgeleverd die allemaal in nuance een andere berekeningswijze hanteren. In het model worden een tweetal benaderingen getoond die min of meer twee hoofdstromingen binnen de berekeningswijzen representeren.
Open de stap Vermogenskostenvoet in de wizard en stel de grondslag van de bepaling in op: Kostenvoet eigen vermogen (beta). Neem de waarden over die in dit voorbeeld zijn vermeld.
...
Restwaarde instellingen
De Adjusted Present Value gaat de vrije kasstromen verdisconteren die de onderneming genereert. Uit het prognosescenario zijn de kasstromen afgeleid voor de periode van de prognose. De onderneming wordt echter verondersteld na die periode oneindig verder te gaan, en de verdiscontering van deze kasstromen bepaalt de restwaarde.
De aanname van oneindigheid is niet erg realistisch, maar is wel gangbaar in de waarderingspraktijk. Dit hoeft echter niet te leiden tot een grote overwaardering. Bij een zorgvuldige opbouw zal de restwaarde van een oneindig verder gaande onderneming niet veel mogen verschillen van een waardering waarbij de onderneming wordt opgeheven na de prognoseperiode. Aanname is dan wel dat het geïnvesteerd vermogen aan het eind van de prognose wordt verkocht tegen de balanswaarde van dat moment.
Hoe kan dat?
Het is gebruikelijk dat de waardecreatie van de onderneming vooral plaatsvindt in de prognoseperiode. In deze periode heeft de onderneming een concurrentievoordeel dat langzaam uitdooft. Na die periode zijn de kasstromen exact in overeenstemming met de rendementseis van de vermogensverschaffer. Als dit het geval is, wordt er geen waarde meer gecreëerd en is de onderneming precies waard wat er op de balans staat. Het is dus belangrijk dat er in de restwaardeperiode een situatie is gecreëerd waarin ongeveer geldt:
Vermogenskostenvoet = Vrije kasstroom / Vermogen
waarbij Vermogen = Geïnvesteerd vermogen
Open de stap Restwaarde instellingen in de wizard
Voor het bepalen van de restwaarde is het nodig om de jaarlijkse vrije kasstroom vast te stellen. Hiervoor zijn methoden gangbaar. In het veld Grondslag voor de restwaardebepaling kan men aangeven welke van de twee methoden er wordt gebruikt.
Gecorrigeerde vrije kasstroom laatste prognosejaar
Rendement op geïnvesteerd vermogen laatste prognosejaar
Beide mogelijkheden worden hierna toegelicht.
Gecorrigeerde vrije kasstroom laatste prognosejaar
...
Bij methode 1 wordt de vrije kasstroom van het laatste prognosejaar genormaliseerd voor de restwaardeperiode. Dat betekent dat alle effecten die normaal gesproken over een periode van jaren plaatsvinden nu moeten worden gemiddeld over deze ene berekening. Het getoonde netto bedrijfsresultaat is direct overgenomen uit het laatste jaar, maar kan handmatig worden gecorrigeerd indien er in het laatste jaar nog wat incidentele of buitengewone baten of lasten waren.
De groeifactor is een geschatte groei die is gebaseerd op de laatste twee jaren. Deze wordt vaak gelijkgesteld aan de veronderstelde inflatie indien er geen echte reële groei meer wordt verwacht. Let op: deze groeifactor kan niet hoger zijn dan de vermogenskostenvoet omdat het anders niet mogelijk is een restwaarde te bepalen wegens een wiskundige beperking.
Afschrijvingen worden gelijk gesteld aan herinvesteringen zodat de omvang van het geïnvesteerd vermogen stabiel blijft. Indien er een groeivoet is ingesteld zal deze factor ook als extra investering worden meegenomen.
Vrije kasstroom gebaseerd op het Rendement op geïnvesteerd vermogen laatste prognosejaar
...
In de tweede methode is het uitgangspunt dat het gemiddeld rendement op het geïnvesteerd vermogen dat wordt behaald de graadmeter is voor de bepaling van de vrije kasstroom. Dit rendement wordt ook ROIC genoemd (Return On Invested Capital). Omdat op lange termijn geldt dat:
winst = vrije kasstroom
en
rendement (ROIC) = winst / geïnvesteerd vermogen
geldt dat
rendement = vrije kasstroom / geïnvesteerd vermogen)
Als het rendement bekend is voor de steady state, en het geïnvesteerd vermogen is bekend, dan kan de vrije kasstroom berekend worden. Er dienen echter wel een aantal correcties plaats te vinden om te voorkomen dat er een overwaardering plaatsvindt.
Ten eerste zal de vrije kasstroom lager zijn als er nog steeds sprake is van groei. Groei kan alleen als er wordt geïnvesteerd, waarbij de aanname is dat 1% groei van de winst alleen kan bij 1% meer investering. De bruto kasstroom uit operaties zal dus moeten worden verlaagd met de investeringen.
Ten tweede is in de steady state de basisveronderstelling dat alle waardecreatie plaatsvindt in het scenario. In de steady state wordt verondersteld: Waarde activa = waarde onderneming. De extra investeringen (uitbreidingsinvesteringen) mogen dus niet leiden tot extra waarde. De ROIC van investeringen is dan gelijk aan de vermogenskostenvoet.
Voor beide effecten zal de bruto kasstroom uit operaties moeten worden aangepast voordat deze eeuwigdurend kan worden verdisconteerd. Alle aannames die hierboven standaard worden ingesteld kunnen worden aangepast.
Kies opnieuw de aanname Gecorrigeerde vrije kasstroom laatste prognosejaar bij Restwaarde instellingen in de wizard.
Marktwaarde van het tax shield
Verder in het scherm worden er aannames ingesteld voor de omvang van vreemd vermogen in de restwaardeperiode. De omvang van vreemd vermogen is bepalend voor de omvang van de totale interestlasten. Interesttarief maal schuld geeft de totale rentelasten. Omdat deze vermogenskostenvergoeding aftrekbaar is van de belasting levert dit een hogere kasstroom op. Dit belastingvoordeel (tax shield) is ook een eeuwigdurende kasstroom die moet worden meegenomen in de verdiscontering.
Wijzig het Markttarief interest op schulden naar 5%
...
Correctie om per start restwaardeperiode te komen op een representatief geïnvesteerd vermogen
Als laatste onderdeel is er nog de mogelijkheid om een eenmalige kasstroom vast te stellen om het geïnvesteerd vermogen op peil te brengen van het gemiddelde in de restwaardeperiode. Aan het einde van de prognoseperiode kan de omvang van het geïnvesteerd vermogen significant afwijken van de gemiddelde omvang, omdat grote activaposten ofwel net zijn vervangen of bijna geheel zijn afgeschreven.
De eenmalige correctie wordt vastgesteld door aannames in te vullen over de gemiddelde afschrijvingstermijn van het geïnvesteerd vermogen en de gemiddelde leeftijd van het geïnvesteerd vermogen aan het begin van de restwaardeperiode.
...
Adjusted Present Value (APV)
De voorgaande schermen waren allemaal grotendeels een inleiding om te komen tot de APV waardering. De volgende stap in de wizard geeft dan ook voornamelijk uitkomsten en een aantal kleinere instellingen voor de fijnslijpers.
De APV methode verdisconteert de eerder vastgestelde kasstromen (prognose en restwaarde) tegen de eerder vastgestelde vermogenskostenvoet. Daarnaast wordt de verdisconteerde waarde van het tax shield bepaald. Beide bepalen de hoogte van de ondernemingswaarde.
Kasstromen komen in de loop van het jaar binnen. Het vervalmoment van de jaarlijkse kasstroom is dus gemiddeld genomen per medio van het jaar. Meest gangbaar is echter om te verdisconteren alsof deze bedragen aan het eind van het jaar worden ontvangen. Beide mogelijkheden zijn aanwezig in het model.
...
Daarnaast is het mogelijk om een lagere en een hogere waardering mee te laten lopen in het scenario door de kostenvoet voor het eigen vermogen te verhogen/verlagen met de correctie die kan worden meegegeven.
Na het doen van deze instellingen wordt de APV per jaar berekend. De berekeningen zijn alleen aanwezig in de prognosejaren, omdat de historie in de applicatie slechts één waarde kan hebben (en de historie dus niet van elk scenario kasstromen kan meenemen).
...
De meest relevante uitkomst is de waarde op waarderingsmoment.
...
Waardering op basis van multiples
Multiples zijn vermenigvuldigingsfactoren die een waardering maken op basis van een veronderstelde relatie tussen de waarde en een kengetal (multiple x kengetal).
Veel gehoord is koers/winst, waarbij de koers de waarde vertegenwoordigd en de winst vaak gelijk staat aan de EBIT. Belangrijk is de keuze van het moment dat als grondslag wordt genomen. Deze keuze dient een moment te zijn dat de waarde van de multiples over de waarderingsperiode goed representeert. Bij een startende onderneming in een volwassen sector zal er sneller een waarde op toekomstige verwachte kengetallen kunnen worden gebaseerd omdat de historische kengetallen vaak niet de actualiteit representeren.
De waarde van multiples wordt gebaseerd op de waarde die gold voor actuele transacties van vergelijkbare ondernemingen. Vandaar dat de bronvermelding een belangrijk onderdeel is voor de validatie van de gekozen waarden.
Wijzig Keuze Waarderingsgrondslag zoals onderstaand voorbeeld
...
Na de instellingen volgen de gekozen multiples.
...
Venture Capital Methode (VC Method)
Waardebepaling
De VC method is een vreemde eend in het rijtje methoden omdat deze de waarde van de onderneming niet op het gekozen waarderingsmoment beoordeeld, maar verder in de toekomst. Doel van deze waardering is om te beoordelen of een investering op waarderingsmoment een gewenst rendement zou kunnen opleveren indien na een gekozen periode uit de onderneming wordt gestapt.
Stap 1 is het vastleggen van het beoogde uitstapmoment (exit).
Stap 2 het aangeven hoe de waardering tot stand komt. De toekomstige waardering kan via elk van de gekozen methoden tot stand komen. Indien wordt gekozen voor een multiple-benadering dan wordt het kengetal per exitdatum gebruikt voor de waardebepaling.
...
Vaststellen van de participaties
Na de waardebepaling is er de mogelijkheid om de omvang van de participatie in de onderneming vast te leggen. De participatie is een investering waar een rendement op wordt verwacht tot het uitstapmoment. Dit rendement staat los van de vermogenskostenvoet die eerder is bepaald; het is het rendement dat wordt geëist door de investeerder voor dit specifieke aandeel. Het rendement moet per investeringsronde worden opgegeven.
Er kunnen meerdere investeringsronden plaatsvinden met elk een eigen rendementseis.
Door de participatie wordt de onderneming in staat gesteld het beoogde prognosescenario te kunnen uitvoeren. Op het uitstapmoment dient de investeerder zijn aandelen te verkopen tegen de koers die is bepaald op basis van de VC method. De investeerder wil graag het vereiste rendement terugzien, en daarmee kan de prijs van het gewenste aandelenpakket op verkoopdatum worden vastgesteld. Op basis van “exit prijs / waarde onderneming op exitdatum” wordt bepaald wat de relatieve omvang van de participatie is. Daarmee kan ook worden bepaald hoeveel aandelen er dienen te worden uitgegeven om onder deze veronderstellingen de investeerder te compenseren.
...
Internal rate of return en captables
De internal rate of return geeft aan wat het rendement is van alle participaties.
...
Uitkomsten
De laatste stap geeft een samenvattend overzicht van alle relevante uitkomsten:
...